Het tweede boek dat ik dit jaar las is Godenslaap. Een boek van een Vlaamse schrijver, geschreven in 2008. Erwin Mortier is geboren in 1965 en dus een tijdgenoot van Gisa Klönne. Hij studeerde kunstgeschiedenis in Gent en haalde een diploma van psychiatrisch verpleegkunde. Ook Mortier werkte voor diverse tijdschriften en zo kreeg hij de inspiratie om schrijver te worden. Vanaf 1999 verdiende hij dan ook alleen nog maar zijn brood met schrijven. In meerdere verhalen komt de Eerste Wereldoorlog voor, die een grote rol heeft gespeeld in België tussen 1914 en 1918. Godenslaap gaat dan ook over de gruwelen van de oorlog, die hij verbazingwekkend mooi omschrijft voor een vreselijke gebeurtenis als deze. De meningen zijn hier dan ook over verdeeld.
Het verhaal gaat over de stokoude Helena die vanuit een verzorgingstehuis terugdenkt aan haar verleden als jong meisje in de oorlog. Haar hele leven schreef zij al verhalen over haar leven en nu is ze dat dan ook blijven doen. Ze laat ze lezen aan haar verzorgster Rachida, zo'n beetje het enige mens waar Helena geen moeite mee heeft. Ze is dan ook een verbitterde vrouw die niet veel mensen vertrouwd. Ze vertelt in het boek de problemen die ze had met haar familie en dat heeft haar ook gevormd tot wie ze nu is. De invloeden van de oorlog zijn duidelijk kenbaar in het boek, alleen de beschrijving ervan wordt door sommige niet gewaardeerd.
Onder deze categorie val ik onder andere ook. Ik vind het geen boek voor jongeren, omdat het boek vol staat met beschrijvingen zonder enkele echte actie te ondernemen. Dit maakt het geen pageturner en dus moeilijk doorheen te komen. Ik denk dat het wel gewaardeerd wordt door de gevorderde lezer en daarom is de volgende recensies ook zeer positief.
(Recensie van http://www.literatuurplein.nl/recensie.jsp?recensieId=114 )
Godenslaap van Erwin Mortier
door Ellen IJzerman (Ellen IJzerman, liefhebber van boeken en paarden, heeft ook haar eigen boekensite.)
Hélène Dupont, een oude, bedlegerige vrouw schrijft over haar leven in Godenslaap van Erwin Mortier. Geboren omstreeks 1900 als tweede kind van een Vlaamse handelaar en een Franse boerendochter, groeit ze op in het België van vlak voor de eerste wereldoorlog. Het gezin maakt deel uit van de welgestelde burgerlijke stand, waarin Hélène zich aan alle kanten beperkt en verstikt voelt. Een milieu met het ‘plichtsbesef van de hoogste klassen, maar zonder de hypocrisie die het leefbaar maakte’ en dat ‘van het werkvolk het ideaal van vlijt en nijverheid, maar dan zonder de ontladingen die tijdelijk alle moraal of plicht vernietigden’ overnam. Het waren de vrouwen die van dat alles ‘het blazoen, het bladstille boegbeeld’ waren.
Hélène probeert aan die wereld te ontsnappen door veel te lezen, maar vooral door te schrijven. Ze rebelleert tegen die verstikkende burgerlijke wereld en vooral tegen haar moeder, die zich in haar ogen daarin laat opsluiten, door zich uit te leven in de taal. Ze doet dat op zo'n grootse wijze, dat haar jaloezie op de schilders volkomen onterecht is. Hélène schildert haar jeugd en het gezinsleven, de vakanties in Frankrijk en haar huidige leven in prachtige doolhoven van zinnen, waarin je toch nooit verdwaalt. Zij beschrijft de gruwelijkheden van de eerste wereldoorlog zoals Rubens de Kindermoord te Bethlehem heeft geschilderd.
Het is de schoonheid van de beschrijving, die de ellendige werkelijkheid van de oorlog voor de lezer invoelbaar maakt. Op momenten dat het te lyrisch dreigt te worden, roept haar moeder – zelfs in het hier en nu – haar tot de orde. Het resultaat is een heel mooi beeld van het leven in België vlak voor en tijdens de eerste wereldoorlog, voorafgegaan en beëindigd door een indruk van het leven van een eenzame, nog steeds zeer wilskrachtige, soms ietwat valse, bejaarde vrouw in het België van nu.
Er zullen ongetwijfeld mensen zijn, die Mortier (wederom) beschuldigen van mooischrijverij, net als Hélène de verwijten van haar moeder over haar heen krijgt. Het antwoord van Mortier zit vervat in Godenslaap, niet alleen door de vorm, maar ook heel uitgesproken: ‘Ik heb haar nooit kunnen uitleggen dat je soms veel meer bereikt door welgemikt naast de kwestie te spreken dan met een precisie die toch nooit anders dan illusoir zal zijn.’ Het is onvoorstelbaar dat er, na Godenslaap gelezen te hebben, nog mensen zijn die het daarmee niet eens zijn.
De volgende recensent heeft een meer kritische mening over boek. (Recensie van http://www.tzum.info/2013/04/recensie-erwin-mortier-godenslaap/ )
RECENSIE | 26 APR 2013 DOOR | GEEN REACTIES
De geletterdheid van het oog
De Vlaamse auteur Erwin Mortier heeft op zijn laatste romans wel de kritiek gekregen dat hij zich zou bezondigen aan mooischrijverij. Bovendien zou zijn thema beperkt zijn: telkens weer riep hij de verwondering op van een kinderwereld. Dat laatste kan hem nu niet meer verweten worden, want in Godenslaap is de hoofdpersoon de stokoude Hélène.
Hélène is aangewezen op een hulp, die haar moet baden en kleden. Als ze eenmaal in haar stoel bij het raam zit, werkt haar geheugen op volle toeren en schrijft ze boeken vol met haar herinneringen. Mortier neemt nogal de tijd voor de introductie van deze oude schrijfster die over haar jeugd vertelt in een welgesteld burgerlijk gezin. Pas na honderd bladzijden weet je ongeveer waar het verhaal naartoe gaat: de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog en de vlucht van de jonge vrouw Hélène met haar strenge moeder naar een oom over de grens. Haar vader blijft achter en haar broer trekt naar het front.
Wie actie en avonturen verwacht, kan deze roman beter ongelezen laten, want Mortier moet het hebben van uitvoerige en beeldrijke zinnen. Door de nuanceringen komen de personages tot leven. Zoals de stoere, maar ook tedere Engelse fotograaf op wie Hélène verliefd wordt en die haar het front laat zien, dat vooral bestaat uit enorme rijen mannen die het slagveld tegemoet lopen. Zoals de moeder die onder haar nukken en sociale onhandigheid toch ook doorzettingsvermogen laat zien als er na een bombardement opeens kind uit de buurt gedood wordt en in huis wordt afgelegd. Dit zijn brute, samenvattende zinnen die alle subtiliteiten om zeep brengen. De gruwelijke voorvallen en de karaktertekening van de personages worden ondergeschikt gemaakt aan de taal.
Hélène verwoordt haar opvattingen over het schrijverschap als ze haar jaloezie ten opzichte van schilders kenbaar maakt:
Jaloers omdat ik de taal niet kan fijnstampen in een mortier en naar goeddunken vloeiend of pasteus kan maken door er olie doorheen te mengen, noch een nieuwe kleur kan scheppen door wat poeder van het ene woord aan wat poeder van het andere toe te voegen. Jaloers ook, omdat er geen taal bestaat waarmee je eerst een ondergrond kunt aanbrengen, die door het kleurenweefsel dat je erbovenop legt heen blijft schemeren. Jaloers omdat ik een taal zou willen die geen betekenis draagt, maar bovenal intensiteit, een betekenis die aan de betekenis ontstijgt, en die je niet zozeer zou moeten lezen, als wel bezien, met de geletterdheid van het oog, de eruditie van het netvlies.
Je leest deze zinnen, mede dankzij de naamverwijzing, als het directe streven van Erwin Mortier zelf.
Het resultaat zal zijn dat Godenslaap vooral gekocht zal worden door liefhebbers van een perfecte stijl. Zij zullen op elke bladzijde kunnen genieten van de ingenieuze formuleerkunst en zinnen die moeiteloos uit honderd woorden bestaan. Zij zullen genieten en de schrijver koesteren die zich opnieuw succesvol verzet tegen snelle plots, gelikte personages en oppervlakkige thema’s.
Coen Peppelenbos